Vandaag ging ik op de fiets naar mijn cliënte van over de 80. Ik begeleid haar al een tijdje. Ze woont zelfstandig maar vindt dat lastig. Ze heeft moeite met alleen zijn en voelt zich eenzaam. Ze stalkt haar buren omdat ze niet alleen kan zijn. De politie moest er al eens aan te pas komen. Meestal is ze somber gestemd, stelt zich afhankelijk op en voelt zich snel afgewezen.
Ze is gediagnosticeerd met een angststoornis en borderline problematiek weet ik na een collegiaal overleg met het GGZ-ouderenwerk. Het is ook een intelligente dame. Ze heeft gereisd, gestudeerd, schreef een boek en gaf les aan de universiteit.
Ik probeer aan te sluiten op haar leefwereld en knoop een gesprek aan over haar jeugd. We gaan ergens koffie drinken, ik doe een boodschap voor haar. Ik bevestig haar gevoelens, dat het inderdaad moeilijk, vervelend, zwaar is. Het baat niet. Haar gemoedstoestand en gedrag lijken nauwelijks beïnvloedbaar. Een complexe dame.
Mevrouw verwaarloost zich. Loopt weken in hetzelfde huispak. Verschoont haar bed liever niet. Maar vandaag gaan we samen het bed verschonen. Daar is over onderhandeld. De voor en nadelen hebben we op een rijtje gezet. Een afspraak is in de agenda ingepland. Nu het zover is wil ze niet meer. Het is niet nodig. Ik dring aan en zet door.
Verzet alom. Als ik de groep knuffels aanraak die op het bed liggen. Gilt ze ‘niet aankomen’. Als ik de laken afhaal slingert ze verwensingen naar mijn hoofd. Schone lakens zoeken in de kast, ze roept ‘niet aankomen’. Bij het opmaken van het bed gelden strikte regels. Deze streep precies in het midden, de dekens in een bepaalde volgorde. Elke handeling veroorzaakt heftige reacties en neemt veel tijd in beslag. Mijn geduld wordt op de proef gesteld.
Na ongeveer twee uur is de klus geklaard, zit het beddengoed in de machine en zijn we vele frustraties verder. Maar het is gedaan. We zitten buiten op haar bankje. Dan legt ze haar hand op mijn arm en zegt: sorry hoor, ik moet zo niet doen, maar ik kan niet anders. En ze vertelt heel kort hoe het in haar jeugd er aan toe ging. Ze heeft nare dingen meegemaakt. Treedt niet in details maar laat het een en ander doorschemeren. Ze zegt dat ze het er niet meer ‘uitkrijgt’. Ik laat het hier bij. Nu nog oude gebeurtenissen ophalen is me afgeraden.
Ik stap op de fiets terug naar huis en overdenk de situatie. Ik heb veel compassie maar Ik merk dat ik ook een kriegelig gevoel heb over het verloop van de ochtend. Mevrouw is ook mijn opdrachtopgever. Dat maakt mijn positie kwetsbaar. Kan zij zich elk gedrag veroorloven? Ik denk na over hoe ik mijn houding ten opzichte van haar kan veranderen. Ik neem me voor om mijn collega’s eens te polsen. Voor nu ben ik opgelucht dat de klus geklaard is en morgen een collega het contact weer op zich neemt.
ZZP Ambulant Ouderenwerker