Ruim twintig jaar gelden begon ik mijn loopbaan in de ouderenzorg. Ik werkte enig tijd als activiteitenbegeleider op een woongroep voor beginnende dementerenden in een Amsterdamse instelling. De bewoners waren minimaal 80 jaar oud en allen dus geboren eind 1800 begin 1900. En dat was een andere wereld.
De gesprekken met bewoners gingen regelmatig over vroeger. Een van bewoners was een groot deel van haar leven vroedvrouw geweest. Ze volgde haar opleiding aan de Rijkskweekschool voor vroedvrouwen. Tot 1900 bestond het openbaar vervoer voornamelijk uit paard en wagen. Ze vertelde hoe ze begin van de vorige eeuw bij nacht en ontij nog gebruik maakte van vervoer per koets. Per koets ‘s nachts langs de Amsterdamse grachten op weg naar een vrouw in barensnood, dat sprak bij mij tot de verbeelding.
Een andere tot de verbeelding sprekende herinnering is de brand die het Paleis voor Volksvlijt verwoestte. Dit was een gebouw aan het Frederiksplein, daar waar nu de Nederlandse Bank staat. Het gebouw bestond voor een groot deel uit glas en was voorzien van prachtige glas in lood ramen. In de ochtend van 18 april 1929 brandde dit glazen paleis binnen enkele uren af. Elke bewoner wist zich dit nog te herinneren. Een bewoonster die in de buurt woonde was gaan kijken. Ze vertelde dat het een prachtig schouwspel was om te zien hoe de vlammen de glas in loodramen verlichtte.
Deze bewoonster woonde in de Pijp. De buurt achter het Paleis voor Volksvlijt. Tegenwoordig hip en happening maar toen een echte volksbuurt. Als ze over haar buurt vertelde dan leek het wel alsof een continue stoet van draaiorgels van ‘s morgens vroeg tot ’s avonds laat door de buurt trok. Mij persoonlijk leek dat verschrikkelijk maar voor haar was het een paradijs. Ze kreeg blosjes op haar wangen als ze vertelde over de draaiorgels en de dansjes die buurtbewoners op straat maakte.